maandag 5 september 2011

De geschiedenis van de Golden retriever

Apporteerhonden

De naam 'Retriever' is de aanduiding voor een aantal Engelse jachthondenrassen dat als belangrijkste taak het apporteren heeft. Overigens gebruikte men de naam Retriever reeds lang voordat de huidige Retrieverrassen bestonden. De naam stamt af van het Engelse werkwoord 'to retrieve', het beste te vertalen met 'terugvinden', 'ophalen' of 'apporteren'. Een Retriever was een hond die het geschoten wild, en speciaal het gevleugelde wild, moest vinden en apporteren. Deze jachteigenschap was niet speciaal aan een bepaald ras gebonde, maar kon door alle mogelijke jachthonden worden uitgevoerd. Ze moesten echter allemaal aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze honden moesten een voorliefde voor water hebben, goed kunnen zwemmen, graag willen apporteren en een dichte vacht met een goed isolerende onderwol bezitten.

Door een geleidelijke verandering binnen de landbouw en verbetering van de jachtgeweren, waardoor men op grotere afstand wild kon schieten, veranderde ook de wijze van jagen. Het gevolg daarvan was dat men ook andere eisen aan de jachthonden ging stellen.
De staande jachthonden, zoals Setters, Pointers en Spaniƫls, die tot dan toe het meest voor de jacht werden gebruikt, jagen met een hoge neus. Op deze manier vangen zij de geur van het wild op en wijzen dit aan door 'voor te gaan staan'. Nu werd het wild op grotere afstand beschoten en gebeurde het regelmatig dat het wild werd geraakt, maar niet gedood. Zodoende kreeg het aangeschoten wild de kans om een goede schuilplaats te zoeken. De taak van de honden was nu het aangeschoten wild te vinden en het te apporteren. Hiervoor had de jager een hond nodig met een goede neus, een goed herinneringsvermogen, een grote intelligentie, een ijzersterke conditie en een grote apporteerlust. De Setters, Pointer en Spaniƫls, die men voor dit doel had afgericht, bleken naderhand niet meer met de gewenste zekerheid voor te gaan staan; daarbij ging de Pointer meestal ook niet graag het koude water in.
De Engelsen veroorloofden zich de luxe om voor ieder jachtdoel een aparte hond te fokken en zo kwamen ze op de Retriever, een hond die zowel een goede apporteur moest zijn als een uitstekende zwemmer.

> Lees meer>

Geen opmerkingen:

Een reactie posten